woordwerksels

Sunday, March 13, 2011

'Onvermogen'

Zittend op een terras komt een gezelschap van vier personen mij vervoegen aan het belendende tafeltje: één oudere zoon, één veel jongere en hun beider ouders, blijkt later.
De moeder heeft de scherpste, meest indringende blik, spasmen ook en het lukt haar ternauwernood om te spreken.
De vader zwijgt, uit hem geen woord gehoord.
Hij veegt z'n zweet af, af en toe, méér kom je van hem niet te weten, hij kijkt en zwijgt.
Oudste zoon regelt het terrassen; "Waar wil je zitten, ma ? In de schaduw ? Wil je ijs en citroen in je cola ?"
Jongere zoon betaalt, vader kijkt toe, veegt zweet.
Moeder schudt en beeft, kijkt intens elke richting uit en slaagt er niet in de cola zonder ijs, zonder citroen zonder morsen naar haar mond te brengen.
Haar handen blijven tenslotte amechtig verstrengeld, bevend, nutteloos vooral in haar schoot gekluisterd.
‘Zoon Oud’ praat ondertussen met ‘Zoon Jong’, ze lijken akkoord aangaande een aangehaalde kwestie.
Als het woord wordt gericht tot de ouders is het tot pa, die zwijgzaam luistert terwijl ma ondertussen onrustig afwisselend ‘Zoon oud’, ‘Zoon Jong’ aankijkt - haar ogen schichtig, rusteloos, vragend - haar mond de woorden knabbelend zonder één ervan verstaanbaar uit te spreken.
Haar knikke(n)bollen niets vandoen met beamen.
Tweede rondje, de ice tea wordt naast het glas cola gezet, beide blijven onaangeraakt, te genant een morsende vrouw op een publieke plek.
Pa drinkt en zweet en veegt en zwijgt.
Het is stil nu, iedereen kijkt voor zich uit...
elkeen in zijn wereld opgesloten,
elkeen de gevangene van zijn doemgedachten,
zinnen op zoek.
Ma heeft mij in haar vizier...ze heeft gemerkt dat ik schrijf...haar blik is star op mij gericht. Wat ze denkt, wat er omgaat in haar hoofd, krijgt ze wellicht nooit meer gezegd...Waartoe dan die schat aan woorden als alles opgesloten, ongedeeld, binnenin moet blijven ?
Ik meen te begrijpen dat haar blik me beveelt, me smeekt te stoppen met schrijven…
Zodoende.