woordwerksels

Friday, February 15, 2008

kijk op de dingen...

“Ze keek een beetje scheel…”, zou zowaar een ‘understatement’ zijn...
Je wist gewoon niet op hoeveel stukjes van de wereld haar blik zich richtte, terzélfdertijd, zó scheel keek ze...Het linkeroog hield zowaar alles in de gaten wat in die hoek gebeurde, het rechteroog compenseerde met alles te observeren wat zich in de rest van het ‘blikveld’ afspeelde...
Kwetsbaar, zo’n mensen...Je kan gewoon niet anders dan pijnlijk genant je best doen om uit te vissen wélk oog tegen je spreekt. Al converserend, bliksemen je eigenste ogen dus heen en weer en terug en van elkaar weg, in de hoop dat er – al was het maar dat éne moment – oogcontact is...
Schelen is mij tenandere ook niet vreemd; of zoals het doktersverdict luidt: een ‘lui’ oog dat dus af en toe – zonder mij daarvan op voorhand te verwittigen – schuin gaat liggen, gevleid op dat traankussentje, ergens in zijn eigenste ooghoek, om van daaruit, lui-geweg, het andere oog nog slechts halve diensten meer te bewijzen...
De aanblik niet proper: één oog starend in het niets, liefst vér weggestopt in die ooghoek, het andere oog focussend, want werkend voor twee.
Die vrouw was dus nog een paar gradaties erger effenaf, om maar te zeggen...
Voor de rest overigens een vrouwspersoon met klasse: stijlvol uitgedost, perfect geproportioneerd, fiere rugrechte houding, zuiver taalgebruik met zachtgevooisde klanken, correct...mààr, met die blik(ken) op oneindig...
Dit alles kwam haar wonderwel goed van pas in haar job: bibliotheekverantwoordelijke...
Elk van de lezers-bezoekers voelde zich namelijk te allen tijde ‘geviseerd’ dus niemand haalde het in zijn bolle hoofd om een boek zoek te maken...
Bovendien eindigde zij steeds als ‘meer onderlegde’ in een ongestreden strijd want iedereen werd van slag op stoot onzeker en begon zowaar te stamelen van zodra zij een vraag tot haar (ogen) richtten.
Niet dat zij zich bewust was van deze voordelen, laat staan dat zij ze uitbuitte...Integendeel, de vrouw was de bescheidenheid in persoon.
En omdat er totnogtoe niets is gebeurd...gebeurde op een wonderwelslechte dag het volgende:
Een onguur manspersoon had zich een weg gebaand naar de onderste regionen van de bibliotheekruimte, ‘ontoegankelijk voor buitenstaanders’ verklaard, stond nochtans te lezen op een bordje.
Onder het ‘welziend’ oog van een paar toevallige aanwezige studenten, deed deze bibliotheekverantwoordelijke bijgevolg haar job en wees deze snode bezoeker terecht op zijn ‘foute gedrag’, in drie talen bovendien. Betrokkene nam daarop evenwel de benen en liet de bibliothecaresse verbauwereerd achter...Zij kon haar eigenste ogen niet geloven...
Op dat eigenste moment welde een ‘wantrouwig gedacht’ in haar hoofd op : mijn handtas...
Haar voorgevoel bleek terecht; de dief was er met haar gsm en portefeuille vandoor.
Zo’n drie uur heeft die goede vrouw in het dichtstbijzijnde politiesecretariaat gezeten, dit louter om een verklaring af te leggen...Op haar vraag of ze niet een paar foto’s van ‘gezochte criminelen’ mocht bekijken antwoordde de commissaris lakoniek: “Och mevrouwtje, dit dient nergens toe...Stel dat we die jongen morgen vatten, is hij overmorgen alweer op vrije voeten...
Ge moogt u al content weten dat hij u niet aangevallen heeft. ’t Spijt mij, maar dergelijke zaken – zoals u is overkomen – is voor ons niet primordiaal... Bedankt en nog een goeie avond.”

balboekje

Middernacht
***
Een laatste stuiptrekking schokt doorheen het bijna ontzielde lichaam
dat ‘2007’ was...
Op datzelfde moment hijst ‘2008’ – jonge deerne en onbevangen nog –
zich in haar baljurk, schitterglitterglanzend met lovertjes behangen...
Het jaar is Hààr.
Gedesemd met sapfisch vuur ruist ze over de alsnog lege dansvloer
ter verlokking, verleiding van al wie Haar tijd wil delen.
Wat ‘2007’ was, wil ze misschien al niet meer weten,
is al tot geschiedenis verjaard.
Of tóch, nog een lààtste wals gunt ze hem...
immers, uit ‘t Verleden kan je altijd leren,
het goede zowel als het gevaarlijke.
De laatste maat is nog niet teneind of alreeds lost ze 2007,
Zijn Tijd zit erop...
Ze laat hem wegvlieden, eeuwig dolend in het onverschillige Niets.
***
In Hààr ligt alle hoop besloten nu,
Zij heeft alles te bieden, als dageraad
– naakt nog en berijmd -.
En wij - Minnaars van het Leven - willen allen Hààr als eerste ten dans.
Met het vaste voornemen grootmoedig het nog onbetreden jaar in te gaan,
grijpen we haar gretig bij de heupen om de toon te zetten van ‘Haar Jaar’
....in majeur voorwaar.
***
Omstaanders – net niet bijTijds genoeg –
walsen geduldig bordeauxrood in tulpende glazen, het boeket als troost.
Zij weten dat hùn Tijd nog komt
Wachten Wijsheid
***
In een belendende ruimte - als een krans gevlochten rond de vleugel –
heffen dromers een cantate van dankbaarheid aan;
zij die alsnóg leven bezingen de doden,
de menigte immers afgeslankt naar minder
in deze korte tijdsspanne
van het Oude Jaar naar het Dansend Paar...
en al waren zij niet altijd ‘au courant’ ervan
ten lange leste blijkt wie overblijft, en dan ...?
***
De gemoederen raken verward,verhit
want Zij, Tijd raast voort
als een derwish tolt ze, rolt ze ...haar eigen onbesuisdheid achterna...
Haar danspartners in de ban van krachten buiten hen om
want weerloos aan Tijd, zijn zij,
zijn wij allen
en zonder Haar bestaat er niets...
Zij leidt
Ten dans...!
December 2007