woordwerksels

Friday, March 10, 2006

Twijfeltreurnis…
Ze vertoefde graag in een wereld ìn de wereld: een cocon van muziek die soelaas gaf, een nest geweven door woorden, een verloren gewaande wereld gevormd door een blik, een woord van die éne…
De wereld ‘an sich’ immers te groot, ongrijpbaar, te agressief, te beangstigend. Een veelheid aan impressies waarvan ze noch begin noch einde zag. Niet hààr keuze bovendien, dé wereld, geen affiniteit ermee. Wat moést gebeuren, gebeurde, zóveel, zódanig had ze zich geëngageerd (?) - geadapteerd zeg maar - zoveel bleek althans uit de respons.
Haar ziel daarentegen doolde élders, amechtig op zoek naar aanknoping, verstandhouding.
Een existentieel misverstand; zij en de wereld.
Aldus laverend op een wezenlijk deséquilibre verspilde ze kostbare energie aan ‘niet vallen’.
Elke avond die werd besloten met ‘overeind gebleven’ vormde de resultante van een ‘relatief’ geslaagde dag – in een opgedrongen realiteit weliswaar, vandaar ‘relatief’ - .
“Hoe deden andere mensen dit ?” Vroeg ze zich meer dan eens af. Vanwààr hun rust, waarin schuilde hun kracht ?
Het leek bizar daaromtrent een gesprek aan te knopen. Hoe brengt men iets onder woorden dat voor de spreker in kwestie alsnog een orakel is ? Wie heeft er uberhaupt baat bij bodemloze irrëele twijfels vermomd als vragen toevertrouwd te krijgen ? Stutten genoeg nochtans om ‘recht’ te blijven, het leven bood genoeg houvast: een goed kind, een behoorlijke job, een ‘amant’, vrienden, een gezond lijf – tegen beter weten in – en geen honger noch kou – tenzij ze daarvoor koos - .
Naar de norm niet meteen een struikelsteen dus om ‘onderuit’ te gaan. En tóch, elke dag weer werd ze overmand door dat niet aflatende gevoel: ‘nù gebeurt het. Nù is àlles verloren. Mijn leven in gruzelementen, de elastiek verstorven.’
Tot op de dag van vandaag overigens was dit niet gebeurd.
Blijkbaar was er een vitale koppigheid, een ‘nood’ tot verderdoen, als was het leven zoals het zich aandiende een afrodisiacum wars van de specifieke noden van de ‘speler’ die het invulde.
Of ze daardoor gelukkiger is, weet ze zélf eigenlijk niet…

Friday, March 03, 2006

Overgeleverd aan ‘het grote niets’ – mijn stamcafé bleek, totaal onverwacht, gesloten - dommelde ik wat door de straten, weliswaar behoedzaam binnen een welbepaalde perimeter van mijn werkplek blijvend – een uurtje pauze is immers zó voorbij - .
“Open”, schreeuwde het voorzetbord van wat eertijds één van mijn plekpleisters was.
Het doet vreemd aan, een ‘louche cabardouche’ dewelke men doorgaans ’s nachts besluipt, in volle daggrijsheid – Belgisch weertje vandaag - te betreden.
Een cocon van zoele muziek en warme gestoffeerde beslotenheid embrasseerde mij alvorens mijn ziel wist waar ze was.
“Is dit al lang open, zo over de noen ?” ik, in de vólste overtuiging dat de juffrouw in termijnen van weken zou antwoorden.
“Twee jaar” – “Allez, ’t is nu het tweede jaar”, voegde ze er metéén - bijna verontschuldigend – aan toe, toen ze merkte dat ik mij behoorlijk schaamde.
Van wat aanvoelt als je ‘stamcafé’ behoor je immers te weten hoe het er reilt en zeilt, vind ik zelf...
Ik durfde al helemààl niet meer te informeren naar de naam van de uitbater toen zij mij geruststelde: “Patrick komt zo metéén met de kranten”.
Zóveel zorgzaamheid in ruil voor zóveel afvalligheid – van mijn kant dan - , zoiets kom je zelden tegen.
Metéén had ik ‘mijn project’ klààr: voortààn zou ik hier mijn middagen bezoedelen, wegspoelen.
De verloren dochter was terug...
Vooreerst wenste ik vurig dat kou, donkerte, regen ende sneeuw, voor mijn part, de Gentse binnenstad nog maanden zou teisteren...
[03/03/2006]

Wednesday, March 01, 2006

preuve 1

Voor iedere klant die het horen wilde (of zelfs niet) bulderde zijn levenshese buikstem: “ ’t Is mijnen eersten officiëlen dag, hé. Gisteren moest ik ‘inlopen’, vandaag vooréérst ‘voor ’t écht’.” Bijna keerde hij op zijn schreden terug zónder de bestelling op te nemen, zó verrukt was hij.
Een kleuter die vooreerst een ballon in de lucht houdt als het ware.
De vier consumpties luidop herhalend - opdat zijn hoofd dit foutloos zou noteren - laveerde hij met gezwinde zeven-mijls-tred naar zijn refugium: de toog - niettegenstaande zijn enigszins gevorderde leeftijd een weelderige haardos als ‘de wuivende helmbos van Hektor’ met zich meezeulend.
Ludo, waar staan die martini glazen ?”
Alle aanwezigen gunden hem dit onooglijk ‘onafje’, een enkeling tuurde zelfs al koortsachtig de schappen af op zoek naar bedoelde halslange glazen. Van zodrà alles zowat onder controle was, zag je hem – bijna stuurs omwille van de concentratie – het hoofd buigen over het ‘verdere verloop’, te weten: afrekenen, opkuisen, bijvullen,...
Deze man zou ‘zijn zaak’ bestieren als een huisvrouw met kloten, zoveel was duidelijk.
Geen enkele afstand werd overbrugd of hij had in zijn 'wervelwindgezwindheid' een leeg glas, een besmeurde onderlegger of een be-ast bakje meegegrist...
Een smekende blik vragend om nog dat lààtste glas werd dan weer in een mum van tijd herkend, onderschept en beantwoord.
Slu Marc !”, aldùs klonk de afscheidsgroet van eertijds zijn mededrinkebroeder, thans opgewaardeerd tot ‘zijn clientèle’...
Zélden iemand zó gelukkig gezien omdat ‘werk’ hem te beurt viel...
[01/03/2006]