woordwerksels

Sunday, January 13, 2019

ondergaan


Het was alsof de man voor de trein zou springen.
De man, ik en de stilte bevonden ons in één moment.
Ik keek toe, hij alsnog in dubio.
Staand aan de buitenboord van de koord
- met enkel zwembroek en teenslippers
aan zijn gladgebruinde voeten –
tastten zijn ogen het oceaanoppervlak af,
inschattend, tegemoetkomend.
De seconden telden zich traag af.
Hij ademde snuivend gulzigdiep.
Ik hield hem binnenin, de lucht die ik gehapt had.
Plots sprong hij plons de diepte in,
temidden ‘t schuim dat ‘welkom’ gebaarde.
Hij was wég, een paar tellen maar…
Snuivend briesend steeg zijn kop op, boven het wateroppervlak.
Mijn lijf loste adem.

Thursday, January 10, 2019

een afgetraind lijf

We treffen elkaar quasi dagelijks bij zonsopgang. Zij posteert zich in een bocht met zicht op d'oceaan en de klimmende zon. Ik zit droomverloren op het terras, koffie op schoot, wachtend op wat de dag zal brengen behalve die dagelijkse natuurzonnekracht.
Steeds weer betrap ik mezelf erop tersluiks, afwachtend ook, te staren naar de stretchoefeningen van de dame.
Ze neemt rustig haar tijd om in startpositie te komen: rug recht, kin vooruit, benen lichtjes gespreid, armen ontspannen bungelend langs lichaam.
En stàrt !
Ze wendt haar hoofd traag van rechts naar links, de laatste wenk beweeg ik mee, kwestie van te voorkomen dat ze me betrapt op gluren. Haar middelvinger duwt gewoontegetrouw haar bril ietwat steviger op de neusbrug. Ik volg haar voorbeeld; brillen schuiven zo graag in een zweetbaantje naar beneden.
In een reflex wil ik aanmoedigend beginnen te tellen doch deze oefening is blijkbaar bij deze afgerond.
De armen dan :  zwaaien naar achter, recht gestrekt, de linker zwiep, de rechter zwiep, klaar !
Het tellen laat ik wijselijk achterwege.
Romp: ze neigt een weinig voorover, haar bril dreigt evenwel neusafwaarts te glijden, wat metéén wordt gecorrigeerd, wànt, àltijd éérst de bril redden. Fervente slechtzieners weten dat gewoon.
Deze oefening blijkt hiermee ook afgerond.
De benen trappelen al van ongeduld. De vrouw plant beide armen gestrekt tegen het muurtje dat haar scheidt van d'oceaan. Waar het vervolgens de bedoeling is dat de benen het werk doen, begint zij dànig - ik zie aders en pezen van haar handen zwellen, zich spannen - tegen dat muurtje te duwen als wilt ze die stapel stenen de oceaan induwen.
Ze staakt deze poging in minder dan geen tijd en blikt tevreden - want niet ééns uitgeput na zo'n reeks oefeningen - richting zon, dewelke in volle ronding ondertussen haar licht en warmte uitspreidt, neervlijt.
Ik kijk met haar mee en weet mijn lachspieren alvast getraind.

Monday, January 07, 2019

ToogTenor

De man zat zo'n beetje dik zichzelf te wezen, geplooid aan de toog,
drie kinnen en evenzoveel buiklagen.
Zelfs zijn lippen:
dik, mooi dik, gulzig dik, aanlokkelijk dik, zacht.
Hij las de krant.
Floot zo'n beetje mee met de cd.
Verwerd bijna tot 'n deel van 't geheel, 't décor,
Calmacalma als hij was, zijn kledijkleur bleekgespoeld, passend bij 't verschenen couleur d'intérieur.
Plots klauterde 't lied de hoogte in en volgde hij dit stem(mig) vol,
het fluiten ingeruild voor tweebandig tenorig stemgeluid ...
't Klonk dànig mooi dat ineens alles harmonie ademde. Wàt 'n timbre !
Dik, mooi dik, gulzig dik, aanlokkelijk dik, zacht...
En hij, die man, bleef halfgebogengebukt over de krant
terwijl zijn stem alles moeiteloos inkleurde...
althans, mijn gemoed...