woordwerksels

Sunday, November 30, 2008

woordvloed

Achtervolgd door woorden
lijkt het wel...
Ze zoeken me,
weten me te vinden
Alleen,
er is geen begrijpen aan
mijn belagers, vraagtekens;
een zootje woorden ongeregeld.
Zij mij attaquerend
mij opdragend er iets van te brouwen;
regelgeving als het ware
zingeving
Ze zijn met beduidend méér dan ik alleen
zo klein ook - ik -
De hiërarchie in hun opstelling
mij alsnog niet duidelijk
Wàt willen ze gezegd
al die samengetroepte syllaben...
Opgelijst
in verband gebracht
Moet ik ze metrum, rijm ?
Moet het harmonie zijn ?
Slechts doorgeefluik, ik
onderhevig aan hun weerwil
méér alsmaar meer willen ze
verschijnen
Mijn gedachten vól ervan
élk begrip een aanval
op mij, hun schrijfslaaf

Friday, November 21, 2008

wasserette

“Jackpot !”, telkens de automaat van de wasserette de vereiste muntjes overeenkomstig mijn ingeslurpte biljet uitspuwt.
“Wassen in ‘n ‘rette stemt ‘fro’…!”, scandeer ik op de wilde kadans van de non-stop-tuimelende metaalklinkende wasmuntjes in het blikken opvangmuiltje…
Mijn euforie evenwel rap getemperd; eens mijn zilverlingenbuit geteld, blijkt dat ik nét niet het juiste veelvoud aan munten heb. Concreet: 1 wasje is 7 muntjes en het apparaat braakt 20 munten uit, na zich verslikt te hebben in mijn verfomfaaide 10 euro biljet.
Typisch middenstanders mentaliteit, zulks…Zeer beredeneerd.
Zoals bedoeld ende voorbestemd speel ik bovendien telkens mijn nog onbenutte munten kwijt. Zeg nu zélf; wie doet in één keer net géén 3 wasjes.
Allicht zit er doorgaans ’n week of al rap een trits dagen tussen 2 wasserettebezoeken in, dus bij elke eerstvolgende wasbeurt stelt zich de vraag: wààr o wààr zijn die resterende munten van vorige keer ?
Zoals het ’n gedegen marginale onverantwoorde ‘wasser-op-‘n-ander’ betaamt – en ik ben gaan haar beter - klok ik, nadat ik de deur omzeggens heb geforceerd met een welgemikte heupstoot – het ding wou maar niet sluiten, weerbarstig omdat er té veel wasgoed in z’n maag gesplitst werd - schuimigvéél te veel wasmiddel in die gleuf met als resultaat ’n euforisch – naar ontploffen neigend – bubbels belletjesspektakel.
Mij ’n zorg; industriële machines behoren tegen zulk ‘n misbejegening bestand te zijn.
Soms is de – uit te goedkope en te kleine en fout opgehangen boxen - schallende muziek – perfect in harmonie met het gedrein der buikslingerende ofte zwierende trommels.
Geen fanfare zo goed dat ze dit samenspel kan benaderen.
Deze slagorde aanschouwend, valt m’n oog op de droogtrommels waarin een kleurrijke brij aan verproperd wasgoed droge dromen hoopt te hebben en ik bedenk dat mijn hersenen soms aan dezelfde roterende maalbewegingen onderhevig zijn; walsend, gedreven door turbulente gedachten, spiraalsgewijs, hopend – ten lange leste tot een ‘steekhoudend’ gedacht te komen. Proper en opgeplooid, klaar voor gebruik.
Bon, streepje op “sp” ondertussen – ‘spoelen’ naar ik veronderstel - en alreeds halverwege het industriële programma.
Het wast, ik ben en schrijf, en blijf schrijven zolang er ‘was’ ‘is’…
Het licht in deze keet niet bepaald ‘stemmig’te noemen, de geluiden al evenmin – alsof ik binnenin mijn eigenste lichaam luister als buur van maag en darmen.
De waterspiegel stijgt! Nog steeds “Sp”, ben al benieuwd naar “Z”, “Sp” en ”zwieren”, de drie etappes nog te gaan (te verwassen).
‘F16’ noemt mijn machien, mijn eigenste Fighting Falcon in gevecht met het verderfelijke vuil als het ware.
Eén drankautomaat – opgesteld bij de inkom – sleurt mij nostalgisch terug naar het jaar 1970; ik was toen 9 en deed de was, met m’n zus en met zakjes waspoeder,getrokken uit de sleuf van één van de zovele automaten. Want dààrin lag onze ‘propreteitsdrift’ besloten…
We wilden de was van onze twee oudere broers en ouders wel doen als en slechts dàn we genoeg frankstukken kregen om in diverse automaten te werpen. Het lijstje was niet gering: poeder, verzachter - voor het ons aangedane leed - machinemuntjes, ijskreem, frisdrank, koeken en diversen. Onze portemonnee was zwaarder van de munten dan de zak van de was was…
De strijd is bijkanst gestreden, mijn vecht-met-vuil-machine reutelt nu op “zwieren” …
Nog even en ik mag de slachtoffers - zieltogend ende klam van de uitgestane angsten – in de lijkenzak proppen.
Het verklikkerlampje dooft uit, het is nog even wachten op de laatste ‘klik’ en dan, finaal gedaan…..
Wég ermee.

Wednesday, November 05, 2008

"Gaspacho..."

‘Ristorante il forno’… Niet àlles stond aldaar in vuur en vlam, al zéker niet het ‘ik-moét-u-welkom-heten-meisje’, wiens taak het was potentiële hongerige klanten binnen te loodsen.
‘Cold as ice’, hing zij zich krommelings-ruggelings-gebogen aan de paal – die oorspronkelijk de luifel diende te ondersteunen - en haar ‘feel-welcome-look’ was dermate afstandelijk dat het gros van het cliënteel stoemelings het verkeerde trapje opklom, richting belendend restaurantje van de concurrentie alwaar ‘welkom’ wàrm was.
Zij daarentegen, was zich van geen kwaad bewust, beschouwde dit alszijnde ’n daad van ‘vrije keuze’ en volhardde in haar boosheid: klanten wégjagen – begeleid door amechtig armgezwaai bovendien –.
Het was als het ware met de glimlach dat ze de ‘eters’ naarheen de concurrentie wégwees.
Een moment verdacht ik haar ervan omgekocht te zijn door de uitbater van de ernaast gelegen Trattoria doch er was geen enkele blijk van contact, van uitwisseling – dit haar grootste gebrek overigens - .
Mijn vermoeden werd al helemààl de kop ingedrukt bij het aanschouwen en aanhoren van de repliek van de Trattoria-garçon; deze speelde niét in haar voordeel, zij immers bron tot (leed)vermaak van het personeel (en de gasten) van ernaast…
En toén was wéér het wachten daar...want ‘wachten’ haar tweede missie...wachten kon ze als de beste, zij het niet met de glimlach....Glimlachen was voor andere mensen – een optie haar ontschoten -, haar lippen vertikten het omhoog te krullen....
Als een slang krulde ze zich omheen de staak - van de wederomstuit doemde voor mij plots het beeld op van een aanhangbord van een apothekerszaak – de staak,dewelke doorheen de jaren haar lijfgeur had geabsorbeerd –. Ze pruimde zich ondertussen een ongeluk aan een smakeloze, halfvergane kauwgom en liet haar harde, koude blik doelloos dwalen over het gepeupel dat terstond wars van honger bleek.
Het pijnlijkste van de kwestie was evenwel: ze gelóófde in haar job, haar talent, haar missie.
Als een sirene schalde haar blik over ‘troubled waters’ – de zee beukte in de directe nabijheid tegen de golfwering - en voederde zij alsdusdanig meer drenkelingen aan de vissen dan dat ze monden voederde met vis.
Hoé fout kunnen goede intenties aflopen ? Zij bleek daarvan het bewijs ‘in persona’. Alsof dit qua kommer-en-kwel-gehalte nog niet volstond, bleek ze bovendien een dubieuze rol te vertolken in de driehoek baas-chefkok-bediening. Voor zover het niet anders dan duidelijk kon zijn voor ‘omstaanders’ bleek de chefkok de vrouw te zijn van de eigenaar; zij Chinese, hij lokaal.
Dààr waar het niet boterde in de pan tussen hen beiden moest de binnenlokster-buitenwipster het gelag betalen.
Hetzij als derde getuige die monddood het pannenkletterende dispuut aanhoorde hetzij als ‘noodzakelijke derde’ , het luisterend oor zeg maar van wat het uitbaterskoppel aan elkaar niet gezegd, niet geuit kreeg.
Eens dààrvan getuige, willens-nillens, voelde ik enige deemoed met haar.
Te méér daar deze ‘stillevens’ : de Chinese banvloekster, een leeg terras, de moegetergde uitbater - slachtoffergewijs neergezegen aan één van de talloze lege tafeltjes, zijn misère bliksgewijs richting paalhangster dumpend - zich opstapelden.
Blééf het verdict: omzeggens géén klanten, dés te meer cliënteel in de belendende “Trattoria”...
Eén daad staat mij voor ogen: op een dag moét ik bij haar ‘guest’ zijn; al was het maar om de negatieve spiraal – dewelke iedereen zag behalve zij – te doorbreken.
Bon appétit !